Als er één vitamine is waarover nauwelijks consensus bestaat daar waar het gaat over de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, dan wel zeker vitamine E. Deze in vet oplosbare vitamine (toceforol) komt van nature redelijk veel voor in noten, brood, graanproducten, oliën, groenten en fruit.
Net als selenium speelt vitamine E een belangrijke rol als antioxidant: het beschermt de menselijke cellen tegen schadelijke invloeden van buitenaf. Daarnaast bevordert het de vorming en het functioneren van onze rode bloedcellen, de zuurstofdragers van het lichaam. Ook overgangsklachten en auto-immuunziektes zouden gunstig reageren op vitamine E. Een tekort aan vitamine E kan leiden tot onvruchtbaarheid, spierdegeneratie en verminderde weerstand.
Bovenstaande titel van dit artikel, enigszins prikkelend bedoeld, verwijst naar een opvallende keuze van het Voedingscentrum. Op hun website vermelden ze met betrekking tot de aanbevolen inname van vitamine E namelijk het volgende:
‘Voor vitamine E is door de Gezondheidsraad een adequate inname bepaald die richting geeft aan de hoeveel je dagelijks zou moeten eten. Deze hoeveelheid moet je niet gebruiken als streefwaarde, maar geeft richting aan hoeveel je nodig hebt. De Gezondheidsraad geeft namelijk aan dat onderbouwing voor de hoeveelheid die je zou moeten eten zwak is. Dat betekent dat er weinig onderzoek beschikbaar is, of dat er geen wetenschappelijke overeenstemming bestaat over de manier waarop de waarde tot stand komt.’

Dit wat langer citaat verwijst naar de adviezen van de Gezondheidsraad, die in Nederland de voedingsnormen vastlegt. Daarbij worden vooral de adviezen van de Europese Voedselautoriteit (EFSA) geëvalueerd, en al dan niet overgenomen. De laatste wijziging dateert van 2018. In het rapport van dat jaar stelde de raad dat ze voor een aantal vitamines en mineralen de onderbouwing van de EFSA niet duidelijk genoeg vond om de voedingsadviezen ervoor over te nemen. Dit gold behalve voor vitamine E ook voor de vitamines B5 en B8, alsook voor choline (een niet zo bekende half-vitamine, het spoorelement molybdeen en tot slot de mineralen mangaan, selenium en fosfor.
Het voedingscentrum kiest er dan voor af te zien van de zogenoemde Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH), het aantal micro- of milligram dat per dag gewenst is. Of, in de bewoordingen van het Voedingscentrum: ‘De hoeveelheid voedingsstoffen die gezonde mensen nodig hebben.’
Bij het aldus ontbreken van een vastgelegde Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid, hanteert het centrum vervolgens de term ‘Adequate Inname’: ‘Als er geen ADH te geven is, dan laat de adequate inname (AI) zien hoeveel van een voedingsstof voldoende is.’
Waar dus voor bijvoorbeeld vitamine A een ADH geldt van 800 microgram voor een volwassen man, en 600 microgram voor een vrouw, geldt voor vitamine E de meer flexibele Adequate Inname van 3 milligram per dag voor kinderen, 13 milligram voor gezonde mannen, 8 milligram voor vrouwen van 14 tot 17 jaar, en zo nog een paar aan leeftijdsgebonden ‘richtingen’. Achter dit weinig overtuigend onderscheid tussen Adequate Inname en Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid gaat een permanent wetenschappelijk debat schuil. Waar het voor vitamine A wel vast te leggen is, blijkt dat voor vitamine E niet. Maar waarom wel voor vitamine A en niet voor E? De Gezondheidsraad stelt op haar website:
‘Voor het merendeel van de vitamines en mineralen kunnen de voedingsnormen van EFSA worden overgenomen. Voor een aantal voedingsstoffen adviseert de raad een andere norm vanwege de specifieke Nederlandse situatie of een andere weging van de stand van wetenschap.’
De EFSA publiceert haar rapport om de vier jaar. Ten opzichte van 2014 besloot deze Europese Voedselautoriteit tot een verhoging van de dagelijkse vitamine E-inname, hoewel het verslag van de Gezondheidsraad helaas nalaat specifieke hoeveelheden te noemen. In ieder geval adviseerde de Gezondheidsraad de hogere Europese norm voor vitamine E niet te volgen, hetgeen het Voedingscentrum dan ook niet deed. De beargumentering van de Gezondheidsraad klinkt als volgt:
‘In de praktijk hebben deze normen weinig relevantie voor de algemene bevolking omdat tekorten voor deze voedingsstoffen daarin niet lijken voor te komen. De commissie adviseert daarom om deze voedingsnormen niet te gebruiken voor de voedingsvoorlichting en de beoordeling van de voeding van groepen.’
Maakt u zich in ieder geval geen zorgen als u één van onze supplementen gebruikt met daarin of alleen maar de levensbelangrijke vitamine E. Want het Voedingscentrum laat, gelukkig, evenmin na te vermelden:
‘Een overschot aan vitamine E in het lichaam is niet schadelijk.’